Spionagedienst van de Eendrachtstuin
- Verhalen
- #Bewoner
José van Driel-Vis is geboren en getogen in Cool Zuid. Ze verhuisde vanuit een vooroorlogs woonhuis in de Eendrachtstraat naar een jaren tachtig-flatje in het zuidelijk deel van de straat. Ze geniet van haar buurt én de Eendrachtstuin, waar ze op uitkijkt. Jarenlang bekommerde José zich om deze tuin, maar sinds ze zelf minder fit is, ziet ze met lede ogen aan dat de tuin achteruit gaat. Een echte beheerder is er niet, dus als er rommel ligt of iets omgewaaid is, belt ze meteen de gemeente. “Met de spionagedienst van de Eendrachtstuin…” en dan weet de gemeente genoeg.
Geschenk
De tuin die José zo aan het hart gaat, was een geschenk van de zusters Krol die aan de Eendrachtsweg woonden. Omdat er in 1967 nog geen plantsoen of speeltuin in de wijk was hebben zij een stuk tuin van hen aan de buurt geschonken. Met de afspraak dat de grond nooit bebouwd mag worden. Daarmee blijft de Eendrachtstuin een kleine oase in het dichtbebouwde gebied dat alleen nog maar drukker zal worden. Helaas laat de gezondheid van José het niet meer toe om alles voor de tuin te regelen en bij te houden. Ze maakte elke dag het toilet schoon en op woensdagen bedacht ze iets leuks zoals vogelhuisjes schilderen. Wel kan ze vanuit haar woonkamer een oogje in het zeil houden en actie ondernemen. José lacht: “Want als ik het ergens niet mee eens ben, klim ik weer op mijn hoge paard. Mijn zus zegt altijd: “Zit je weer op je ‘high horse’ José?”
Ik ben zo’n beetje de enige van vroeger, de rest is de pijp uit of weggesaneerd.
Poppenhuis
Dat José haar hart op de tong draagt maakt dat ze veel mensen in de straat en buurt kent. Natuurlijk ook omdat ze er al haar hele leven woont. “Ik ben zo’n beetje de enige van vroeger, de rest is de pijp uit of weggesaneerd. In de Van Brakelstraat woont Jopie nog, die is in de tachtig. Ik ga hier ook pas weg in mijn houten jas.” Al noemt José haar woning een poppenhuis, ze zit er prima en heeft fijne buren. “Boven mijn hoofd woont een jongen, die heb ik nog als baby gekend. Nu heeft ie zelf twee kinderen. Ze doen boodschapjes voor me en koken voor me.” Het eten is wel lekker maar niet altijd goed voor haar stoelgang vertelt José. “Ze zijn Surinaams, dus het is elke dag rijst. En rijst stopt hè.” Maar ze is heel erg dankbaar voor alle hulp. “Brengt zij elke dag een bakje en blijft ze even kleppen. Ja, ik heb gelukkig een goed netwerk.”
Gun het onze lokale ondernemer!
Aardige gassies
Ze vertelt over de studenten die vlakbij wonen, die met haar meegaan naar het ziekenhuis. Liefdevol spreekt ze over die ‘gassies’. “Ze komen hier gewoon naar binnen schuiven hoor.” Toen José een tijd ziek was hadden haar benedenburen het bed voor het raam gezet zodat ze naar de buurtkinderen die voorbijliepen kon zwaaien. “Dag oma!” riepen ze dan. Ook kreeg ze heel aardig van de Eendrachtsweg-bewoners een boeket bloemen. Het was een chique bos van Zomers. “Toen dacht ik, het klinkt misschien onaardig maar ik wilde het toch even gezegd hebben: Waarom hebben ze niet bij het Aalsmeersch Bloemenhuis bloemen gehaald?” Ze klinkt nog een beetje verontwaardigd. “Dat is zo’n beetje de enige normale winkel in de Witte de Withstraat, verder is het één en al café. Gun het onze lokale ondernemer!” Ze haalt even diep adem: “Nou ze hebben wel geluisterd hoor, want de laatste keer kreeg ik gewoon iets van het Aalsmeersch Bloemenhuis.”
De Maasbruggen
Voor het ‘poppenhuis’ woonde ze met haar ouders tegenover de kerk in de Eendrachtstraat. Dat was een oud herenhuis met drie etages. Beneden zat een fietsenwinkel, haar ouders woonden op de eerste etage, José op de tweede en op de derde was de zolder. “Op zolder hingen schommels en we konden krijten op de vloer, dus daar speelde ik vroeger altijd. Van mijn moeder mocht ik veel. Deed ik later met mijn kinderen ook.” Als jongste van vijf had ze niet te klagen, bovendien hadden haar ouder het ook niet slecht. Haar vader was werkmeester bij Machinefabriek Braat, verantwoordelijk voor de bouw van de Maasbruggen, en werd in 1966 geridderd. Ze herinnert zich de gebeurtenis nog goed. “Mijn moeder droeg een grote hoed. En op een gegeven moment zag ik mijn vader niet meer. Zat ie beneden in het magazijn een taartje te eten met zijn personeel. Want ja, zonder goed personeel geen goed resultaat.” Thuis praatten we heel netjes, waarschijnlijk omdat de familie van twee kanten van adel was. “Mijn zus praat nog steeds heel geaffecteerd en vraagt waarom ik zo Rotterdams praat. Maar ik leef met die mensen hier!”
Vroeger was het een komen en gaan van zeemannen. Er zaten veel cafés en prostituees. Dus er was altijd wat te beleven.
Mengelmoes van nationaliteiten
Het is al sinds jaar en dag typerend voor Cool Zuid: volks en chic door elkaar met een mengelmoes aan nationaliteiten. “Vroeger was het een komen en gaan van zeemannen. Noren, Kaapverdianen, Grieken, Italianen, Spanjolen. Er zaten veel cafés en prostituees. Dus er was altijd wat te beleven.” José kreeg verkering met een Arubaanse zeeman en raakte zwanger. Haar familie was niet erg enthousiast. “Ik mocht niet met hem trouwen, moest een jaar lang binnenblijven en mijn vader heeft een hele tijd niet tegen me gepraat. Ze dachten dat het kind en ik gepest zouden worden!” Ze rolt met haar ogen en verzucht: “Ik leefde in een gouden kooi. Het ontbrak me aan niets maar ik mocht niet weg.” Tot haar moeder verklapte dat als José niet in de buurt was, hij stiekem met zijn kleinkind op schoot zat. Uiteindelijk kreeg haar vader een heel speciale band met zijn kleindochter. Toen haar geliefde na anderhalf jaar weer terug kwam van zee, raakte José meteen weer zwanger. Haar vader gaf zijn verzet tegen de multiculturele relatie op. “Ik ben wel zesendertig jaar met hem samen geweest. Tot zijn dood.“
Nooit gezeur in de wijk
Toch is Cool Zuid wel veranderd. “Ik heb wijk op zien komen. Vroeger op de heuvel zat dus een zeemanshuis en er waren allemaal hoeren, in het Green House. Wist ik veel als kind. Helemaal opgetut liepen ze rond en dan vroegen ze aan mij of ik even naar de waterstoker wilde gaan. Kreeg ik een dubbeltje voor. Hartstikke aardig. Later begreep ik dat het dames van lichte zeden waren, maar dan nog. Het is het oudste beroep van de wereld, niks mis mee toch?” José kan er niet mee zitten, toen niet en nu niet. “Maar mensen kunnen zeiken. Zat er een sexclub naast de Witte Aap, nou nou gingen ze tegen tekeer. Dan denk ik: “Wat zitten jullie te kletsen, jullie weten niets van de wijk!” Volgens José was er ook nooit gezeur. Zelfs niet toen de Witte de Withstraat bekend stond als drugsstraat. “Soms zag ik zo’n jongen die gebruikt had, zitten. Wezenloos te zijn. Liet ik mijn kinderen goed kijken en zei ik: “Dat gebeurt er als je drugs gaat gebruiken. En als je het toch doet, ik douw een kussen op je smurf!” Nee, drugs gingen er bij José niet in.
Auto’s, leenfietsen en -scooters
Waar ze wel last van heeft zijn de haal- en brengtijden van de RSV. “Dan is het hier net Zandvoort. Al die ouders die hun kind met de auto brengen blokkeren de hele straat. Die kak joh!” Ook die leenfietsen en -scooters staan erg vaak in de weg als ze met haar rollator over de stoep wil. “Nou, ik gooi ze gewoon om hoor.” “En” moppert ze,” nu hebben ze weer allemaal plannen voor het plein. Daar moeten ze gewoon van afblijven.”
Ze is eigenlijk heel tevreden met de buurt zoals hij is ingericht. Het enige wat ze echt mist, is een Huis van de Wijk. “De activiteiten, zoals de tekenles, in het Atrium in de Karel Doormanstraat zijn nog wel te doen. Maar wil ik hulp voor het invullen van mijn belasting moet ik helemaal naar de Kipstraat!” José kijkt verontwaardigd, ze zal er zeker weer wat van zeggen op een volgende bijeenkomst. Maar of het wat helpt? Ze haalt haar schouders op, ze hoopt vooral dat het gebruik van de mooie Eendrachtstuin weer tot bloei komt. Tot die tijd blijft spionagedienst Van Driel Vis bellen.
Wil je ook wat betekenen voor de Eendrachtstuin? Neem dan contact op met Usha: 06-19289181
De favoriete plekken van José
- De Eendrachtstuin is mij dierbaar, gaat mij zo aan het hart.
- Plein ’t Landje is zo gezellig, dan zit ik daar naar al die gassies te kijken.
- In het Aalsmeersch Bloemenhuis ga ik af en toe koffie drinken. Aardige man, wil me altijd wat in de handen stoppen, terwijl ik het toch gewoon kan kopen! Support je lokale ondernemer.